Het verband tussen hechting en relaties

  • Geschreven door Kassandra Goddijn
  • laatst bewerkt Jan 21, 2019
Deel dit artikel:

KOPPcoaching

(Auteur Kassandra Goddijn)

Toen ik zeventien was, (ik woonde al op mezelf), had ik Mustafa. Ik noemde hem ‘mijn vriend’, maar eigenlijk was hij meer een drink- en seksmaatje. Eén keer in de week gingen we uit. Niet dat ik daar iets aan vond, ik vond (en vind) het alleen maar doodvermoeiend om urenlang aan een bar te hangen. Maar ja, mijn beloning kwam achteraf. Ik mocht in zijn armen slapen. De seks vond ik best leuk, maar minder interessant; wat ik van hem wilde, was nabijheid. Intimiteit. En de werkelijke intimiteit begon pas in de ochtend, als we – min of meer helder – wakker werden. Hij rende dan ook iedere week als een idioot de deur uit zonder ontbijt. Intimiteit, stel je voor! Hij zou zich eens met mij gaan verbinden! Hoe harder hij wegrende, hoe meer ik aan hem ging trekken – jager en haas. Op een dag vond ik een ander en was Mustafa weer vrij, wat nou ook weer niet zijn bedoeling was. En die ander kon zich natuurlijk evenmin met mij verbinden. Die rende net zo snel mijn leven weer uit als hij erin gekomen was.

Ken je dat, dat je het verdomd altijd zo treft dat je een liefdespartner uitzoekt die zich aan je vastklampt als je iemand bent die het gauw benauwd krijgt, of juist één die zich niet echt met je verbindt als je iemand bent die een grote behoefte heeft aan nabijheid? Dat geeft een buitengewoon pijnlijke interactie. En het gebeurt steeds weer, of de duvel ermee speelt. Dit verschijnsel kom je in vriendschappen of in relaties met collega’s overigens net zo hard tegen.

Hechtingstijl en intimiteit

Hoe je met liefde en intimiteit omgaat, heeft alles te maken met je hechtingsstijl. De manier waarop je je ooit aan je ouder(s) hebt kunnen hechten. En die hechtingsstijl is bij KOPP’ers nogal eens onveilig. Mijn moeder – met schizofrenie – was in mijn eerste jaren onbegrijpelijk en daarmee onbetrouwbaar in haar gedrag naar mij toe. Ze vergat regelmatig dat ik bestond. Slechts af en toe was ze tegelijkertijd fysiek aanwezig en emotioneel in contact, net genoeg om de hoop in mij levend te houden dat ze, als ik maar genoeg mijn best deed, ooit voor me zou zorgen. Mijn vader had wel wat anders aan zijn hoofd dan de emotionele noden van drie kleine kinderen. Mijn moeder werd opgenomen en hij moest ons onderbrengen; voedsel en onderdak gingen vóór. Hij was gestrest, kortaf en snauwerig. Logisch dus dat ik een angstige hechtingsstijl ontwikkelde, en dat ik me tijdens mijn moeders opname letterlijk aan mijn grootmoeders rok vastklampte zodat mijn knuistje er wit van zag.

Zó heb ik geleerd dat de hazen lopen. Degene met wie ik een intieme band probeer te onderhouden, is ongrijpbaar en zal vertrekken. In de tijd dat ik in mijn volwassen leven met dit thema worstelde, trof ik dus partners die in dat scenario pasten. En daar heb ik – uiteindelijk – veel van geleerd. Vooral dat ik moest rouwen om dat wat ik niet gekregen had, en dat vervolgens aan mezelf gaan geven.

Super autonoom 

Nou, dat ben ik gaan doen. Super-autonoom ben ik geworden, ik had echt niemand nodig. Geen partner, en ook geen vrienden. Je voelt hem al aankomen. Eerst was dat prettig, bevrijdend en prima, maar daarna begon er langzaam toch iets te knagen. Intimiteit met jezelf is van grote waarde, maar intimiteit met anderen óók. Het gaat om het evenwicht tussen ik-gevoel en wij-gevoel, tussen ik-tijd en wij-tijd. Nogmaals, of het nou een liefdesrelatie of een vriendschap betreft.

Inmiddels herken ik ook een andere hechtingsstijl bij mezelf. Ik voel nu angst om de verbinding werkelijk aan te gaan. De vermijdende hechtingsstijl. In mijn huidige relatie was ik tot voor kort net een vluchtende Mustafa en mijn partner is jarenlang de jager geweest. Nu proberen we beiden stil te staan, uit te hijgen en ‘gewoon’ over onze angst te communiceren. En dat valt verdomd nog niet mee.

Waar gaat mijn angst dan over? Niet over te weinig aandacht, maar teveel. Niet over verwaarloosd worden, maar ‘opgegeten’. Over het bezit zijn van de ander, als het ware bezeten te worden door de ander. Met andere woorden, dat er van mij niks overblijft wanneer ik intimiteit toesta. Waar dat vandaan komt, is moeilijker te achterhalen – ik was waarschijnlijk erg jong – maar mijn lichaam weet het nog precies. Het zegt soms: Doe niet zo klef! En: Geef me de ruimte! en vooral heel sterk:Ik ga de gaten in jouw leven niet opvullen! Ik ben niet verantwoordelijk voor jouw geluk!
Waar dit precies vandaan komt, zal ik misschien nooit weten. Heeft mijn moeder, op de momenten dat ze wél aan mij dacht, zich soms aan mij vastgeklampt? Heeft mijn vader mijn troost gezocht toen mijn moeder pas opgenomen was? Ik voel in elk geval een fysieke afkeer op het moment dat ik – ook maar in de verte – meen te bespeuren dat iemand teveel van mijn nabijheid wil.

Of je hem nou kunt verklaren of niet, het is heel helpend om je bewust te zijn van je eigen hechtingsstijl. Als je van jezelf weet dat je veel ruimte nodig hebt omdat je je anders al gauw verstikt voelt, dan kun je dat tegen je partner of vriend(in) zeggen. Zodat die weet dat dat niet aan hem/haar ligt, maar gewoon jouw gebruiksaanwijzing is. En als je je gauw onzeker voelt in de vriendschap of relatie, en bang bent om verlaten te worden, dan helpt het om dat kenbaar te maken als iets van jou. Je zult in je relaties zelf de verantwoordelijkheid moeten nemen voor je eigen hechtingsstijl. Je partner of vriend(in) is daar zéker niet verantwoordelijk voor, al voelt dat vaak wel zo. Als beide personen die verantwoordelijkheid zelf nemen, is er een heel grote hindernis genomen om uit de pijnlijke patronen van jager en haas los te komen.

Uitdagingen op relatiegebied? Nieuwsgierig geworden naar jouw hechtingstijl? Vind hier een therapeut die jou goed kan begeleiden met je/een relatie!

Deel dit artikel:

Terug naar overzicht